THEATRAAL MEESTERWERK

tot uur




‘God beware ons, kinderen ̶ het is toch net alsof je naar de opera bent geweest!’
Aldus een oude dame na de allereerste uitvoering van de Matthäus Passion. We schrijven 11 april 1727, de Goede Vrijdag van dat jaar. Met haar onthutste uitroep doelt deze mevrouw op de recitatieven, vooral die van de Evangelist. En ja, ze heeft gelijk: de expressieve manier waarop Bach hem de Bijbelteksten laat zingen, komt inderdaad uit de Venetiaanse opera.

 De gezongen Passio (het Lijdensverhaal) bestond al in de 4e eeuw. Vanaf de 12e eeuw kende de liturgie ook een min of meer gedramatiseerd rollenspel met een Christusfiguur, een Evangelist, een Petrus, een Pilatus en zogeheten turbae (menigten) van priesters, discipelen en soldaten. 
Maar tot dusver was de passio een relatief statisch geheel gebleven, in tegenstelling tot de felle dramatiek in deze Passie van Bach. 

Bij nummer 4 bijvoorbeeld steken de Hogepriesters en Schriftgeleerden hoorbaar driftig de koppen bij elkaar: hoe kunnen ze die charismatische rabbi uit Nazareth met zijn revolutionaire ideeën het zwijgen opleggen? 
Of, nog heftiger: het moment waarop Jezus sterft. Angstaanjagende verschijnselen doen zich voor: het zware gordijn in de Tempel scheurt spontaan doormidden (terug te horen in het orkest!), het wordt plotseling donker, de aarde beeft, gestorvenen klimmen uit hun graf en lopen de stad in. Het geagiteerde relaas van de Evangelist springt steeds van hoog naar laag, in opperste verbijstering.

Stralenkrans

Zo past Bach Italiaanse operatechnieken toe in wat feitelijk een Schriftlezing is. Opvallend is ook de stralenkrans van strijkersklanken die steeds verschijnt waar Christus het woord neemt. Met zo’n strijkersaureool placht men in de Venetiaanse opera de tekst van hooggeplaatste personages te omlijsten. Alleen wanneer Jezus in doodsnood de kreet uit psalm 22 aanhaalt: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’ zwijgen de strijkers. 

Niet alleen in de recitatieven, ook in de aria’s zet Bach beelden om in noten. Een mooi voorbeeld is nr. 12, Blute nur, du liebes Herz. Nadat Judas heeft besloten om Jezus uit te leveren aan de hogepriesters, verplaatst de tekstdichter zich in de moeder van Judas: ach, die vertederende baby van vroeger ontpopt zich nu als verrader…! Ze heeft een slang aan haar boezem gekoesterd. Het arglistige reptiel uit het paradijs, dat ooit Eva en Adam ten val bracht. En het kronkelen van die slang mag de sopraan nabootsen in de lange, grillige melodie op het woord Schlange.

Universeel

Het libretto van de Matthäus Passion is een mozaïek van drie soorten tekst: 1. de Bijbeltekst van het Lijdensverhaal volgens Mattheus,
 2. de koraalteksten als bespiegelend commentaar op de gebeurtenissen. Feitelijk speelt het koor hierin de rol van de rei in het klassieke Griekse drama. 
De koralen waren destijds in de Lutherse kerk vertrouwde, vaak 16e eeuwse gezangen. Ze werden door lutherse gelovigen zowel in de kerk als in de huiselijke kring gezongen. Of Bach ze hier ook heeft bedoeld voor samenzang, is twijfelachtig; de toonhoogte is niet overal geschikt voor ongeschoolde stemmen. Maar de kerkgangers van toen hebben melodieën en tekst beslist meteen herkend en vanuit de muzikale context opnieuw tot zich laten doordringen. 3. De teksten van de aria’s zijn gevoelsuitstortingen van de individuele gelovige. 
De dichter is Picander (pseudoniem van Christian Friedrich Henrici, 1700-1764), met wie Bach vaker samenwerkte. Zoals gebruikelijk in de barok appelleert Picander veelvuldig aan emoties. Daarbij hanteert hij gretig stijlmiddelen als tegenstelling en overdrijving. Hierdoor komen zijn teksten wat gezwollen over. Maar Bachs muziek verheft ze tot een fenomenale tijdloosheid.

Mendelssohn

Van dat laatste aspect: Bach als fenomeen, was het publiek zich destijds overigens niet bewust. Natuurlijk, hij gold als een magistraal improvisator en componist. Maar tegelijk beschouwde men zijn componeerstijl – de barok ̶ als ouderwets. 
Gelukkig verschijnt daar begin 19e eeuw een jonge, hoogbegaafde en ambitieuze componist ten tonele: Felix Mendelssohn-Bartholdy. Hij diept de Matthäus Passion op en herkent de genialiteit, al schroomt hij niet om Bachs muziek aan te passen aan de eisen des tijds. Kordaat schrapt hij een paar aria’s en voorziet het geheel van een romantische orkestpartij. Succes verzekerd!
 Zulke ingrepen door een 20-jarige doen achteraf wat parmantig aan. Maar Mendelssohn zorgde wél voor de eerste uitvoering van het werk sinds Bachs dood. Mede dankzij hem kunnen we tot op de huidige dag telkens weer de belevenis ondergaan die Matthäus Passion heet.